Generatie 4

               4.1 Claas Willemsen de Wit 1701 – 1772 & Neeltje Jacobsdochter de Wit 1697 – 1780 ~ 4.2 Jan Cornelissen de Wit 1700 – ± 1765 & Marrigje Leendertsdochter de Wit 1701 – 1783

Voor de generatie die geboren werd aan het begin van de 18e eeuw brak een ellendige tijd aan. De ‘gouden eeuw’ was voorgoed voorbij, want de Nederlanden verloren hun leidende rol in de wereldhandel. De Engelsen namen deze rol over en die hadden een monopolie op de handel in katoen uit Amerika. Deze grondstof verdrong het gebruik van hennep in de scheepvaart en voor hennepboeren – zoals de familie de Wit in Linschoten – was dat een grote strop.  Daarnaast bereikte in 1713 – via Azië en Rusland – de veepest ons land. Er was weinig tegen te doen en de verliezen voor de boeren waren enorm. Vanaf 1720 werden ook mensen besmet en toen heerste de pest over deze contreien.

Gedurende deze strijd om het voortbestaan werden er in de familie de Wit zeven huwelijken gearrangeerd tussen achterneven en achternichten (zie ook 3.2.5 en 3.4.2). Huwelijken waren in die tijd zakelijke overeenkomsten. Boeren zoals de familie de Wit vormden een gesloten stand. Dat wil zeggen een afzonderlijke huwelijkskring die in beginsel gesloten was voor ambachtslieden, schippers en inwonende meiden en knechten. In de boerenstand bepaalde de wederzijdse ouders met de verdere ‘vrunden en magen’ (netwerken van buurtgenoten en bloedverwanten, waaruit geschikte huwelijkskandidaten werden geselecteerd) de huwelijkse voorwaarden. En bij verbintenissen tussen bloedverwanten, bleef het geld binnen de familie en werd de omvang van de bezittingen in tact gehouden (1).

4.1 Claas Willemsen de Wit werd geboren in Harmelen ter hoogte van Haanwijk 15 en was de oudste zoon van Annigje Gerritsdochter Hoogendoorn en Willem Claassen de With (3.3). Hij werd gedoopt te Harmelen op 16 januari 1701. Toen hij ongeveer 7 jaar oud was verhuisde hij met zijn ouders naar Linschoten. Die hadden daar een boerenbedrijf in eigendom in het buurtschap Lange Linschoten. De grond was er iets minder drassig dan in het nabij gelegen Diemerbroek, maar toch ook voornamelijk geschikt voor de verbouw van hennep.

Het dorp Linschoten anno 1731, getekend door de Amsterdammer Cornelis Pronk (1691 – 1751)
Het dorp Linschoten. Getekend door Cornelis Pronk, 1731

Claas huwde op 20 jarige leeftijd in Linschoten op 30 maart 1721 met zijn 23 jarige achternicht Neeltje Jacobsdochter de Wit. Ze  was een dochter van Machteld Roelen en Jacob Cornelissen de With (3.2). Neeltje werd geboren in het buurtschap Reijerscop Kreuningen ter hoogte van Groenendaal 3 en gedoopt in Harmelen op 3 oktober 1697.

Ze vestigden zich op de boerderij in het buurtschap Lange Linschoten, waar Claas woonde. Omstreeks 1724 verhuisden zijn ouders met hun jongere kinderen naar Bodegraven en namen Neeltje en Claas het familiebedrijf over. Claas Willemsen de Wit was diaken en ouderling van de Janskerk in Linschoten. Daarnaast was hij schepen van Linschoten en Mastwijk en hij vervulde ook de functie van loco schout. Hij stierf op 71 jarige leeftijd in het buurtschap Lange Linschoten op 3 september 1772. En bijna acht jaar later op 10 februari 1780 overleed zijn weduwe Neeltje Jacobsdochter de Wit er, ze werd 82 jaar oud. Omdat verbouw van hennep allang niet meer loonde zette geen van hun kinderen het boerenbedrijf in Linschoten voort.

Kinderen: 

4.1.1 Annigje Claasdochter de Wit, dochter van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd geboren in het buurtschap Lange Linschoten en gedoopt in Linschoten op 7 juni 1722. Ze huwde waarschijnlijk niet. Annigje was in Waarder getuige bij het dopen van haar neven Nicolaas de Wit (A5.2) op 28 april 1771 en Dirk de Wit (A5.4) op 26 december 1775.  Ook was ze nog op 69 jarige leeftijd getuige bij de doop in Kockengen op 5 december 1790 van een kleindochter van haar zus Magdalena de Wit; Annigje de Wit (C6.5) die naar haar werd vernoemd. 

4.1.2 Willem Claassen de Wit, zoon van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd geboren in het buurtschap Lange Linschoten en gedoopt in Linschoten op 22 december 1725. Hij overleed voor december 1728.

4.1.3 Machteld Claasdochter de Wit, dochter van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd in het buurtschap Lange Linschoten geboren en precies een jaar na haar broertje Willem gedoopt in Linschoten op 22 december 1726. Ze huwde op 26 jarige leeftijd in Linschoten op 7 oktober 1753 met de 25 jarige Jan Dirks Verweij. Hij werd geboren in Vleuten op 22 augustus 1728 en was een zoon van Marrigje Jansdochter Groeneveld en Dirk Willemsen Verweij. De familie Verweij bezat verschillende boerenhofsteden met landerijen in Vleuten en Kamerik.

Enkele jaren na hun huwelijk vestigen Machteld de Wit en Jan Verweij zich op een hoeve van zijn familie ter hoogte van Mijzijde 140 in Kamerik. Bij die boerderij hoorde ruim 33 morgen landbouwgrond. Jan Dirks Verweij overleed daar omstreeks het jaar 1764. Omdat Machteld wilde hertrouwen stelde ze op 15 april 1765 haar broer Willem Claassen de Wit (4.1.6) en haar zwager Gijsbert Dirks Verweij aan als voogd over haar vijf kinderen. Zij moesten erop toezien dat de kinderen als ze volwassen werden de erfenis van hun vader uitgekeerd kregen. Het betrof Merrigje Verweij van 11 jaar, Willem Verweij van 10 jaar, Neeltje Verweij van 7 jaar, Annetje Verweij van 6 jaar en Dirkje Verweij van 2 jaar. De vier jongste kinderen traden later in het huwelijk.

Op 19 april 1765 – vier  dagen nadat de voogdijschap van haar kinderen was geregeld – hertrouwde Machteld de Wit op 38 jarige leeftijd in Linschoten met de 28 jarige Arie Jacobs Molenaar. Hij werd gedoopt op 13 januari 1737 in Willige Langerak en was de oudste zoon van Cunera Hendriksdochter Vonk en Jacob Ariens Molenaar uit Lopik. Arie Molenaar continueerde het boerenbedrijf ter hoogte van Mijzijde 140 in Kamerik.

Hij en Machteld kregen twee zoontjes die op jonge leeftijd overleden. Arie Molenaar was in 1799 schepen van Kamerik Mijzijde. Machteld de Wit was in het jaar 1800 op 73 jarige leeftijd nog getuige bij de doop van haar kleindochter Dirkje Verweij (C5.7) in Harmelen. Ze stierf op 12 mei 1802 op haar boerderij ter hoogte van Mijzijde 140 in Kamerik. Machteld Claasdochter de Wit werd 75 jaar oud. Haar weduwnaar Arie Jacobs Molenaar overleed daar op 72 jarige leeftijd en werd op 14 april 1809 begraven in Kamerik.

4.1.4 Willem Claassen de Wit, zoon van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd geboren in het buurtschap Lange Linschoten en gedoopt in Linschoten op 4 december 1728. Hij overleed voor 1734.

4.1.5 Magdalena Claasdochter de Wit, dochter van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd geboren in het buurtschap Lange Linschoten en gedoopt op 15 maart 1732 in Linschoten. Ze huwde daar met Paulus Thomasse van Es op 27 maart 1758. Zie B5

4.1.6 Willem Claassen de Wit, zoon van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd geboren in het buurtschap Lange Linschoten en gedoopt in Linschoten op 14 maart 1734. Hij huwde op 2 november 1760 met zijn achternicht Annigje Dirksdochter van Leeuwen en op 4 juli 1770 met Lijsje Jansdochter Nap. Zie A5

4.1.7 Jacob Claassen de Wit, zoon van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd geboren in het buurtschap Lange Linschoten en gedoopt in Linschoten op 30 oktober 1735. Hij trouwde op 25 jarige leeftijd in Waarder op 24 mei 1761 met zijn circa 30 jarige achternicht Baartje Jansdochter Hoogendoorn. Ze was twee maal eerder gehuwd geweest en werd in 1730 geboren te Waarder. Johanna Hendriksdochter Zaal uit Kamerik en Jan Gerrits Hoogendoorn uit Waarder waren haar ouders. Die laatste was een halfbroer van Jacobs grootmoeder Annigje Gerritsdochter Hoogendoorn.

Baartje en Jacob vestigden zich in de Zuidzuiderpolder in Bodegraven. Ze bezaten er een boerderij met 10 morgen land. In 1766 werd hun enig kind Annigje de Wit daar geboren. Zij trouwde op 24 jarige leeftijd in 1790 met de 26 jarige Andries van Dam uit Bodegraven. Een half jaar later werd Lijsje van Dam op de boerderij van haar grootouders geboren en een jaar daarna haar zusje Annigje. De meisjes hebben hun ouders niet gekend, die overleden beiden in het jaar 1792.

Op 7 september 1792 stelden Baartje Hoogendoorn en Jacob de Wit een testament op en vermaakten de boerderij aan hun kleindochters. De voogden van de kinderen werden aangesteld als executeur-testamentair (2). Annigje stierf op jonge leeftijd en Lijsje van Dam groeide op en huwde. Haar kinderen werden geboren op de hoeve in de Zuidzijderpolder te Bodegraven die ze erfde van haar grootouders. Zij overleden daar om en nabij het jaar 1800. Baartje Jansdochter Hoogendoorn was weduwe toen ze stierf, dus Jacob Claassen de Wit overleed als eerste (3).

4.1.8 Abraham Claassen de Wit, zoon van Neeltje Jacobsdochter de Wit en Claas Willemsen de Wit werd geboren in het buurtschap Lange Linschoten en gedoopt in Linschoten op 4 juni 1741. Abraham overleed waarschijnlijk jong.


4.2 Jan Cornelissen de Wit werd geboren in de polder Ruijgeweijde en gedoopt in Waarder op 13 juni 1700. Hij was de oudste zoon van Willempje Jansdochter van Liesveld en Cornelis Claassen de With (3.4). Toen Jan ongeveer 7 jaar oud was, keerden zijn ouders terug naar Harmelen. Zijn vader nam de pacht van het familiebedrijf ter hoogte van Haanwijk 15 over van zijn broer Willem Claassen de With, die naar Linschoten vertrok. De grond in Harmelen was uitstekend geschikt voor verbouw van granen en veeteelt.

ezicht op het dorp Harmelen met links het rechthuis en rechts de gereformeerde staatskerk. Ets van J.E. Graavé, circa 1780.
Gezicht op het dorp Harmelen met links de herberg annex gemeentehuis ‘Het wapen van Harmelen’. Ets van J.E. Graavé, circa 1780

Jan de Wit huwde op 21 jarige leeftijd in Harmelen met zijn 20 jarige buurvrouw en achternicht Marrigje Leendertsdochter de Wit op 3 juni 1721. Ze was een dochter van Merrichjen Jansdochter Verdouw, die ook Voordouw werd genoemd en Leendert Cornelissen de With (3.1). Marrigje werd geboren op de boerderij naast die van Jans ouders ter hoogte van Haanwijk 17 en gedoopt in Harmelen op 4 maart 1701.

Na hun huwelijk vestigden Marrigje en Jan zich op de hofstede van zijn ouders. Marrigje heeft daar in Haanwijk veertien kinderen gebaard. Meer dan de helft van die kinderen – zeven meisjes en een jongen – overleden op jonge leeftijd. Dat was iets wat in die tijd veel mensen overkwam. Marrigje kreeg ook drie jongens en drie meisje die opgroeiden in Haanwijk en huwden.

Op een gegeven moment heeft Jan de Wit tevens de bedrijfsvoering overgenomen van het naast gelegen boerenbedrijf waar zijn vrouw Marrigje geboren was. Want in 1760 en wellicht al eerder huurden Jan Cornelissen de Wit en Marrigje Leendertsdochter de Wit ter hoogte van Haanwijk 15 en 17 in Harmelen; twee hofsteden, huisingen (huisvesting voor personeel en bijgebouwen), enkele boomgaarden en 46 ½ morgen wei, hooi en hennepland. De familie de Wit verhandelde eieren, boter en kaas op de boerderij, die handelaren daar opkochten. De kaas werd onder leiding van Marrigje de Wit gemaakt. Dat was vrouwenwerk en de bereiding ervan werd van moeder op (schoon)dochter doorgegeven. Ook produceerden ze grote hoeveelheden boter (4).

Ondertekening afstandsverklaring en huurcontract op 8 maart 1766 waarin Marrigje Leendertsdochter de Wit schreef dat ze weduwe van Jan de Wit was (3).
Ondertekening afstandsverklaring en huurcontract op 8 maart 1766 waarin Marrigje Leendertsdochter de Wit schreef dat ze weduwe van Jan de Wit was (5).

Jan Cornelissen de Wit was kerkmeester (6) van de gereformeerde kerk in Harmelen. Hij werd ongeveer 65 jaar en overleed om en nabij het jaar 1765 in Haanwijk. Op 8 maart 1766 beëindigde Marrigje de Wit in de hoedanigheid van boedelhoudster (zij die in het bezit van de boedel is) de huurovereenkomst van het boerenbedrijf. Vervolgens sloten haar zoon en schoondochter een nieuw huurcontract af en zetten het familiebedrijf voort. Hun moeder Marrigje Leendertsdochter de Wit werd 81 jaar oud. Ze stief op de boerderij in Haanwijk en werd begraven te Harmelen op 8 januari 1783.

Kinderen:

4.2.1 Marrigje Jansdochter de Wit, roepnaam Maria dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 18 januari 1722. Maria huwde op 18 jarige leeftijd in Harmelen op 26 augustus 1740 met de 30 jarige Dirk Gijsberts Middelkoop. Hij werd gedoopt in Hei- en Boeicop bij Vianen op 13 maart 1710 en was een zoon van Willemijntje Maartensdochter Tromp en Gijsbert Claasz Middelkoop.

Dirk en Maria bezaten een boerenbedrijf in Haanwijk en kregen drie dochters en een zoon. Willemijntje Dirksdochter Middelkoop huwde in 1770, de anderen drie bleven ongetrouwd en overleden rond de eeuwwisseling. Hun vader Dirk Gijsberts Middelkoop stierf op 73 jarige leeftijd en werd begraven in Harmelen op 5 december 1783. Zijn weduwe Marrigje Jansdochter de Wit overleed om en nabij haar 67ste verjaardag en werd begraven te Harmelen op 20 januari 1789.

4.2.2 Klaas Jans de Wit, zoon van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 4 juni 1723. Hij huwde met Stijntje Willemsdochter van Swol in Harmelen op 12 februari 1751. Zie C5

4.2.3 Leendert Jans de Wit, zoon van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 28 januari 1725. Leendert huwde op 23 jarige leeftijd te Harmelen op 18 februari 1748 met de 29 jarige Johanna Meltensdochter van der Linden, met de roepnaam Hanna. Ze werd op 5 februari 1719 gedoopt in Harmelen en was een dochter van Melten Leendertsz van der Linden uit Alphen aan de Rijn en Grietje Luijtsdochter Bosch. Haar vader en zijn vader Jan Mathijsz Bosch hadden een boerenbedrijf aan de Breudijk in Harmelen. Ze stamden af van Mathijs Bos Jacobsz Scout (DD7.2) en kwamen uit een oud welvarend geslacht waarvan veel leden bestuursfuncties vervulden.

Evenals haar moeder was Johanna van der Linden een rijke erfgename. Haar ouders kregen meerdere kinderen maar zij was de enige die opgroeide en huwde. Ze erfde onder meer het boerenbedrijf aan de Breudijk en dat verhuurde Leendert de Wit. Behalve deze boerderij bezaten Johanna en Leendert ook wat land in Reijerscop en Haanwijk en een leerlooierij aan de rand van het dorp. Zelf woonden ze in het dorp Harmelen. In 1782 kocht Leendert daar een brouwerij om honingwijn (mede) te maken met een huis aan de Stenenbrug over de Bijleveld, tegenover Kasteel Harmelen.

Melten van der Linden de Wit - zoon van Leendert Jans de Wit en Johanna Meltensdochter van der Linden – kreeg bij het dopen de achternaam van zijn moeder en zijn vader. Doopboek Harmelen, 2 maart 1755.
Melten van der Linden de Wit – zoon van Leendert Jans de Wit en Johanna Meltensdochter van der Linden – kreeg bij het dopen de achternaam van zijn moeder en zijn vader. Doopboek Harmelen, 2 maart 1755.

Johanna en Leendert kregen vijf kinderen en twee meisjes overleden op jonge leeftijd. De drie anderen groeiden op en huwden. Hun zoon Melten van der Linden de Wit ging in 1764, toen hij 9 was naar de Latijnse kostschool in Gouda. Hij trouwde in 1776 te Harmelen met Adriaantje van Vliet, die twee jaar ouder was dan haar zus Jannigje van Vliet de eerste vrouw van zijn neef Jacob de Wit (C5.5). Meltens zus Lena Leendertsdochter de Wit trouwde in 1773 met Isaac Dirks Verweij uit Linschoten. Hij was een jongere halfbroer van Jan Dirks Verweij de echtgenoot van Machteld Claasdochter de Wit (4.1.3) en van Marrigje Dirksdochter Verweij, de schoonmoeder van Aletta Jansdochter Bosch (D6.6). En Margriet Leendertsdochter de Wit trouwde in 1781 met Cornelis Leenderts Straver uit Bodegraven.

Hun vader Leendert Jans de Wit kreeg na het overlijden van zijn broer Cornelis Jans de Wit (4.2.4) in 1776 de voogdij over diens dochters. Ook was hij kerkmeester (6) van de gereformeerde kerk in Harmelen. Hij was zijn vader opgevolgd en deed dit werk  – evenals hij –  samen met zijn vaders neef Jan Willemsen de Wit (3.2.5). En na Leendert vervulde Melten van der Linden de Wit deze functie. Zijn moeder Johanna Meltensdochter van der Linden stierf op 67 jarige leeftijd en werd begraven op 22 november 1786 in Harmelen. Haar weduwnaar Leendert Jans de Wit werd daar op 28 juni 1793 begraven, hij werd 68 jaar oud.

4.2.4 Cornelis Jans de Wit, zoon van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 26 januari 1727. Hij huwde op 37 jarige leeftijd op 28 november 1764 in Harmelen met zijn 27 jarige achternicht Willemijntje Jansdochter Verdouw die op 16 december 1736 werd gedoopt in Bodegraven als dochter van Maria Cornelisdochter Kok en Jan Jansz Verdouw. Ze werd vernoemd naar haar grootmoeder Willemijntje Cornelisdochter de With (2.1.4), de vrouw van Jan Janszoon Verdouw. Hij was een broer van Cornelis grootmoeder Merrichjen Jansdochter Verdouw, de vrouw van Willemijntjes broer Leendert Cornelissen de With (2.1.1).

Willemijntje Verdouw en Cornelis de Wit vestigden zich op het boerenbedrijf van zijn ouders ter hoogte van Haanwijk 15/17 in Harmelen. Toen ze een jaar getrouwd waren overleed Jan de Wit, de vader van Cornelis en sloten Willemijntje en hij een nieuw huurcontract af voor het familiebedrijf. De eigenaar verhuurder daarvan was Jan de Back (1698 – 1766), oud Geheim Raad en Secretaris van wijlen zijn Hoogheijd den Prins van Oranje en Nassau. Hij had ook de boerderij naast hen – waar tante Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2) woonde – in eigendom. Willemijntje Verdouw en Cornelis de Wit moesten hem 562 gulden (hedendaagse koopkracht  €5.300) huur per jaar betalen. Met als toegift twee Maaijse (Mei) kazen van 25 pond en 100 eieren.

Op 8 maart 1766 tekenden de 29 jarige Willemijntje Verdouw en de 39 jarige Cornelis de Wit het huurcontract met een zaakgelastigde van Jan de Back (5). Zodoende zette Cornelis de Wit het bedrijf van zijn grootvader Leendert Cornelissen de With voort. En hij continueerden ook het bedrijf dat zijn overgrootvader Claas Willemsen With zowat honderd jaar daarvoor was begonnen.

Cornelis en Willemijntje kregen drie dochters genaamd Marrigje, Jannigje en Maria de Wit. In 1775 kochten ze de twee hofsteden ter hoogte van Haanwijk 15/17 in Harmelen van de erfgenamen van Jan de Back. Het jaar daarop stierf Cornelis Jans de Wit op 49 jarige leeftijd in Haanwijk op 1 mei 1776. Zijn broer Leendert Jans de Wit (4.2.3) werd aangesteld als voogd over zijn dochters.

In 1777 wilde Willemijntje Verdouw hertrouwen en trachtte ze in december van dat jaar tot een boedelscheiding te komen. Maar haar zwager Leendert de Wit verzette zich daartegen omdat hij het te ongunstig vond uitvallen voor de onder zijn voogdij staande kinderen. Het betrof een herenhuis, een boerenhofstede, bergen en schuren en 42 ½ morgen wei-, hooi- en hennepland en een boomgaard. En Leendert was van mening dat het onroerend goed te laag werd getaxeerd. De zaak sleepte zich voort. Ook de tussenkomst van Willemijntjes zwager Klaas Jans de Wit (4.2.2) en haar broer Jan Jans Verdouw mislukte. Pas op 17 maart 1792 – toen haar kinderen volwassen waren – kwamen ze tot overeenstemming en kocht Willemijntje Verdouw ze uit (7)

Willemijntje Verdouw was zonder tot een boedelscheiding te zijn gekomen op 43 jarige leeftijd hertrouwd in Harmelen op 11 april 1779 met de 23 jarige Hendrik Claasz de Wit, die bij haar in dienst was als bouwknecht (voorman). Hij werd geboren in Kamerik op 12 oktober 1755 en was een zoon van Willemijntje Barendsdochter Bosman uit Kamerik en Claas Jans de Wit uit Hei- en Boeicop. Ze waren haar ouders opgevolgd en hadden een boerenbedrijf ter hoogte van Mijzijde 3 in Kamerik. Claas Jans de Wit was schepen van Kamerik en de Houtdijken en toen zijn zoon Hendrik trouwde in 1779 was hij loco schout van dat gebied.

Het huwelijk van Willemijntje Verdouw en Hendrik de Wit bleef kinderloos. In 1794 vestigden Willemijntjes oudste dochter Jannigje Cornelisdochter de Wit zich met haar man Maarten Ariens Zuidam op het familiebedrijf in Haanwijk en ze werden de volgende eigenaren. Haar nicht Niesje de Wit (C5.7) en haar man Willem Jans Verweij hadden de hoeve ernaast in eigendom (8). Deze boerderij was ook van Jan de Back geweest en werd vroeger gehuurd door Abraham Gerrits van den Ham en Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2). Jannigjes moeder Willemijntje Jansdochter Verdouw overleed op 25 december 1818 op haar boerenbedrijf ter hoogte van Haanwijk 15/17 in Harmelen. Ze werd 83 jaar oud. Haar weduwnaar Hendrik Claasz de Wit stierf daar een maand later op 1 februari 1819, hij werd 63 jaar.

4.2.5 Willemijntje Jansdochter de Wit, ook genoemd Wilhelmina dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 8 augustus 1728. Doopgetuige was haar tante Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2) die naast hen woonde. Willemijntje huwde op 23 jarige leeftijd in Harmelen op 18 februari 1752 met Claas van Juchem, ook geschreven als van Jughem. Hij kwam uit Doorn en was wagenmaker in Harmelen. Eerst huurde hij een werkplaats en in 1768 kocht hij een huis met op het erf een wagenmakerij in het dorp Harmelen.

Claas en Willemijntje kregen meerdere kinderen, maar waarschijnlijk groeide alleen Marrigje van Juchem op. Ze werd in 1762 geboren en huwde op 27 jarige leeftijd in 1790 te Harmelen met de 26 jarige Teunis van den Berg. Deze wagenmaker uit Neerlangbroek volgde zijn schoonvader op. Zijn schoonmoeder Willemijntje Jansdochter de Wit overleed in de wagenmakerij te Harmelen op 26 maart 1795, ze werd 66 jaar. Haar weduwnaar overleefde haar zowat twintig jaar en werd op 6 januari 1815 begraven in Harmelen. Claas van Juchem werd zeker 80 jaar oud.

4.2.6 Aaltje Jansdochter de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 11 september 1729. Aaltje overleed op jonge leeftijd.

4.2.7 Aagje Jansdochter de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 18 november 1731. Doopgetuige was haar tante en buurvrouw Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2). Aagje huwde op 26 jarige leeftijd in Harmelen op 15 december 1758 met de 30 jarige Hendrik Crijns de Jong. Hij werd geboren in het buurtschap Gerverscop en gedoopt in Harmelen op 17 oktober 1727. Hij was een zoon van Jacomina Hendriksdochter Verlaan en Crijn Willemsen de Jong, die zijn vrouw en kinderen moedwillig had verlaten.

Aagje en Hendrik vestigden zich op het boerenbedrijf van zijn moeder in het buurtschap Gerverscop, bij Harmelen. Er werden tien kinderen geboren en vijf overleden waarschijnlijk op jonge leeftijd. Omstreeks 1775 verhuisden ze naar een boerderij in Kockengen. Daar groeiden hun kinderen Marrigje en Jacomijntje Hendriksdochter de Jong en Crijn, Jan en Willem Hendriks de Jong op en huwden. Marrigje Hendriksdochter de Jong trouwde op 23 maart 1794 in Kockengen met weduwnaar Thijmen van der Doos. Zodoende werd ze de stiefmoeder van de 3 jarige Grietje van der Doos, die op 12 april 1810 in Harmelen trouwde met Gerrit van Bemmel (B6.6).

Kleinzoon Hendrik Willems de Jong huwde in 1824 met Trijntje Brouwer, de moeder van Willem van Vliet (D8.8) en vestigde zich op boerderij de Lente, gelegen aan het hedendaagse adres Teckop 40 te Kamerik. Hendrik werd geboren in Harmelen en daar gedoopt op 30 maart 1800. Doopgetuigen waren zijn grootmoeder Aagje de Wit en zijn tante Marrigje de Jong. Zijn grootvader Hendrik Crijns de Jong was op 71 jarige leeftijd overleden op zijn boerderij in Kockengen en werd daar begraven op 30 oktober 1798. Zijn weduwe Aagje Jansdochter de Wit stierf er acht jaar later en werd op 22 april 1807 begraven in Kockengen. Ze werd 75  jaar oud.

4.2.8 Willem Jans de Wit, zoon van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 14 maart 1734. Doopgetuige was zijn tante Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2). Willem overleed op jonge leeftijd.

4.2.9 Lena Jansdochter de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 26 juni 1735. Doopgetuige was tante Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2). Lena overleed voor 1747.

4.2.10  Jacobje Jans de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 21 april 1737. Doopgetuige was haar tante Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2). Jacobje overleed op jonge leeftijd.

4.2.11 Aletje Jansdochter de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 15 juni 1738. Doopgetuige was haar tante Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2). Aletje overleed op jonge leeftijd.

4.2.12 Jacomijntje Jansdochter de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 12 juli 1739. Doopgetuige was haar tante Neeltje Cornelisdochter de Wit (3.4.2). Jacomijntje overleed op jonge leeftijd.

4.2.13 Dirkie Jansdochter de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 15 mei 1743. Dirkie overleed op jonge leeftijd.

4.2.14 Lena Jansdochter de Wit, dochter van Marrigje Leendertsdochter de Wit en Jan Cornelissen de Wit werd geboren ter hoogte van Haanwijk 15 en gedoopt in Harmelen op 30 april 1747. Lena overleed op jonge leeftijd.