Generatie DD7.8

Jannigje Diertsdochter Ramp (1651 – ± 1716) ~ Mathijs Maartens Bos (1673 – 1730) ~ Jacobje Hendriksdochter de Jongh (1697 – ± 1757)

Mathijs Maartens Bos, ook genoemd Thijs van den Bos werd naar schatting in de eerste dagen van het jaar 1673 geboren toen zijn familie was gevlucht uit Bodegraven. Hij was de tweede zoon van Annigje Laurensdochter van der Pauw en Maarten Mathijsz Bos (DD7.7). De dorpskerk in Bodegraven werd verwoest en Mathijs kon daar niet gedoopt worden.

Gereformeerd doopboek Bodegraven, mei 1673. ‘Na de afbranding van ons dorp en kercke door de viand [vijand] op den 30 december 1672, wederom aanvang gemaecke met predicking en [.. ] dopen. Den 4 Meij predickende onder den blauwen hemel in het vack van d’afgebrande kercke, gedoopt een kind [..] genaemt Jan’.
Op 28 mei 1673 mocht de dominee van de afgebrande gereformeerde kerk in Bodegraven preken in het gerepareerde ‘papen preeckhuijs’ gelegen ter hoogte van Overtocht 20. Dat lag op enkele tientallen meters van het boerenhuis van de familie Bos, waar men vast ook bezig was met de wederopbouw. Er werden die dag twee gereformeerde kinderen gedoopt in de roomse schuilkerk. Vanaf juni dat jaar werd ook het dopen van katholieke kinderen weer opgetekend. Begin van het jaar 1674 was de gereformeerde kerk zodanig hersteld dat ook daar weer gepreekt kon worden. Op 25 februari 1674 hervatte de predikant de doopregistratie. Maar nergens in Bodegraven werd een kind van ‘Maerten Bos en Annichjen Louwe, genaemt Mathijs’ ingeschreven.

Mathijs Maartens Bos zal elders gedoopt zijn en groeide op in Oud Bodegraven. Hij huwde 17 oktober 1706 te Bodegraven op 33-jarige leeftijd met zijn 55-jarige buurvrouw Jannigje Diertsdochter Ramp.

De familie Ramp

Jannigje Diertsdochter Ramp was een welgestelde kinderloze weduwvrouw uit een vooraanstaande Bodegraafse familie. Ze had behalve een hoeve in de Zuidzijderpolder, ook bezit in de Noordzijderpolder. In 1676 had ze samen met haar zussen de afgebrande boerderij van haar ouders verkocht met 9 morgen land in de polder Weijland bij Nieuwerbrug. Deze was tijdens de rampzalige dagen aan het einde van het jaar 1672 door de vijand verwoest en in de brand gestoken, haar ouders leefden toen al niet meer (30).

Jannigje werd 8 februari 1651 gedoopt te Bodegraven als dochter van Neeltje Claasdochter en Diert Roelofs Ramp. Hij was een neef van Pieter Jans Ramp de schoonvader van Marrigje Willemsdochter de Wit (3.3.3). Ook de man van Marrigje Heijndricksdochter Bos – dochter van Heijndrick Jans Bos (DD7.6) – Willem Dircks Ramp en Willem Hendricks Ramp – wiens weduwe de eerste vrouw was van Mathijs oudste broer Jan Maartens Bos, (DD7.7) waren familie van Jannigje.

In 1710 kocht Mathijs Bos een boerenbedrijf in de Zuidzijderpolder van Bodegraven, met 5 morgen daar gelegen land en enkele percelen hooiland in de Bodegraafse Kampen en Broekveld. Het boerenhuis stond ter hoogte van Zuidzijde 54 en daar gingen Jannigje en Mathijs wonen. In 1728 nam Mathijs een hypotheek op deze boerderij.  

Bierdragers verzorgden het transport van vaten bier uit boten langs de Rijn, naar de kelders van de bierhandelaar (31).

Mathijs Bos was veehandelaar. Ook kocht hij in 1707 op een executie verkoop een bierstekerij (bieronderneming), in de Zuidzijderpolder bij het Jaagpad langs de Rijn. Hij pachtte daar aangrenzend landerijen en had er ook grond in bezit (32). Mathijs werkte als tussenhandelaar die bier van een brouwerij kocht en vergunning had dat te verkopen in de Zuidzijderpolder van Bodegraven. Bier werd heel veel gedronken, het was veiliger dan water omdat het gestookt werd. Het percentage alcohol was zeer laag, zodat iedereen het kon drinken. Mathijs Bos exploiteerde dit bedrijf ruim 15 jaar en verdiende er goed aan. Hij verkocht de onderneming in 1723.

Jannigje Ramp en Mathijs Bos zijn circa 10 jaar getrouwd geweest, Jannigje werd ongeveer 65 jaar oud. Op 25 juli 1717 hertrouwde Mathijs Maartens Bos te Bodegraven op 44-jarige leeftijd met de 20-jarige Jacobje Hendriksdochter de Jongh, met de roepnaam Jaepje. Ze werd gedoopt op 20 juni 1697 te Zijderveld als dochter van Hendrik Caspers Jongbloed en Ingena Jansdochter de Jongh, wiens achternaam ze gebruikte. Jacobje kwam uit het dorp Zijderveld in de Vijfherenlanden aan de andere kant van de Lek. Ze werkte waarschijnlijk als dienstbode voor de vorige vrouw van Mathijs. In ieder geval woonde ze met haar trouwen in Bodegraven.

Jacobje en Mathijs kregen drie kinderen. Op 10 februari 1720 maakten ze een testament op. Bij vroegtijdig overlijden van Mathijs zou de voogdij over minderjarige kinderen naar zijn broer gaan. Jacobje stelde voor haar halfbroer Reijer Jans Zuidam de voogdij te geven, mocht zij overlijden voor haar kinderen meerderjarig waren (33). Mathijs Maartens Bos werd 57 jaar en stierf op 17 oktober 1730 te Bodegraven. Zijn drie kinderen waren nog klein en zijn oudste broer Jan Maartens Bos (DD7.7) werd aangesteld als voogd.

DD7.8 Kinderen van Jacobje Hendriksdochter de Jongh en Mathijs Maartens Bos.

Jacobje Hendriksdochter de Jongh hertrouwde 23 september 1731 op 34-jarige leeftijd te Bodegraven met de circa 26-jarige Aart Cornelisse van Dam uit ‘t Waal. Hij werd omstreeks 1705 geboren in Tull en ‘t Waal als zoon van Geertruij Gerritsdochter van Zoelen en Cornelis Aertsz van Dam. Aart werkte vermoedelijk als knecht voor Jacobje op haar boerderij in de Zuidzijderpolder van Bodegraven. Toen ze twee maanden gehuwd waren lieten ze een dochtertje dopen, dat Geertruij werd genoemd en waarschijnlijk jong overleed. Verder werden er geen kinderen geboren.

In 1740 verkochten Jacobje de Jongh en Aart van Dam de boerderij ter hoogte van Zuidzijde 54 in Bodegraven. Ze losten ook de hypotheek af die Mathijs Maartens Bos (Jacobjes vorige man) daarop in 1728 genomen had. Tegelijkertijd kochten ze een huis met erf en boomgaard aan de Weijweg in de polder Weijpoort en gingen daar wonen (34). In 1748 stelden ze een testament op te Woerden waarbij Willem Dirksz Ramp uit Bodegraven als getuige optrad (35). Deze kleinzoon van Marrigje Heindricksdochter Bos was op dat moment ambachtsbewaarder (bestuurder) van de polder Weijpoort.

Jacobje Hendriksdochter de Jongh werd 61 jaar. Op 23 juni 1758 deed haar 40-jarige zoon Maarten van den Bos aangifte van haar overlijden. Ze werd bijgezet in graf 27 in het koor van de dorpskerk te Bodegraven. Dit graf was door haar vorige man Mathijs Maartens Bos gekocht en hij en zijn eerste vrouw Jannigje Diertsdochter Ramp waren er ook begraven.

Jacobje’s weduwnaar Aart Cornelisse van Dam hertrouwde op circa 54-jarige leeftijd op 4 maart 1759 te Bodegraven met de 22-jarige Emmigje Cornelisdochter Brunt. Zij werd geboren in buurtschap de Bree en gedoopt te Woerden op 3 juni 1736 als dochter van de uit Bodegraven afkomstige Niesje Pietersdochter Groenendijk en Cornelis Jans Brunt; een oudoom van Dirk de Jong, de tweede echtgenoot van Aaltje Nap (C5.5) uit Kockengen. Cornelis Brunt was armenmeester van Rietveld en de Bree. Zijn dochter Emmigje baarde drie zonen. Ze waren 5, 7 en 8 jaar toen hun vader stierf. Aart Cornelisse van Dam werd ongeveer 63 jaar en overleed om en nabij het jaar 1768. Zijn 31-jarige weduwe Emmigje Brunt was 18 jaar jonger dan zijn stiefzoon Maarten van den Bos (DD7.9).