Nicolaas de Wit 1771 – 1856 & Elisabeth Uittenbogaard 1774 – 1845
Voorvader Nicolaas de Wit huwde in 1798 met Elisabeth Uittenbogaard. Haar achternaam ontstond in het begin van de 18e eeuw. Elisabeth was een achterkleindochter van fruitteler Jacobus Claaszoon, met de roepnaam Jacob uit de Alblasserwaard. Hij werd gedoopt op 13 februari 1655 in Lexmond en was een zoon van Claas Goosens en Bastiaantje Gerritsdochter. Jacobus Claaszoon huwde omtrent 1685 met Aaltje Reijersdochter Verhoef. Aaltje werd geboren in Meerkerk in 1661 en was een dochter van Reijer Jans Verhoef. Hij bezat een boerderij met een boomgaard te Meerkerkse Broek, tussen Ameiden en Meerkerk. De naam van deze hoeve was Hillesteijn.
Aaltje en Jacobus zette het bedrijf van haar vader voort. Ze kweekten en verhandelden er fruit en landbouwproducten. Hun huwelijk duurde niet lang, Aaltje overleed op 34 jarige leeftijd. En Jacobus Claaszoon hertrouwde op 40 jarige leeftijd in Lopik op 30 juni 1695 met de ongeveer 25 jarige Marrigje Laurensdochter Brenningen.
Marrigje Brenningen uit Lopik trok in bij Jacobus Claaszoon op hoeve Hillesteijn in Meerkerkse Broek en ze kregen acht kinderen. Meerdere mensen in de omgeving droegen dezelfde voornaam en patroniem als Jacobus Claaszoon. Deze identieke naamgeving schepte verwarring. Daarom gingen zijn kinderen (die op hoeve Hillesteijn met de boomgaard woonden) zich ‘Uijt den Bogaardt’ noemen.
Jan Jacobuszoon Uijt den Bogaardt volgde zijn vader op en trouwde op 28 jarige leeftijd in Meerkerk op 24 juni 1732 met de 24 jarige Huijbertje van Kedichem uit Ameide. Ze kregen samen zeven kinderen en hun vijfde nakomeling, Gerrit Uittenbogaard was de vader van Elisabeth Uittenbogaard. Hij huwde 25 april 1768 in de Michaëlskerk te Oudewater op 25 jarige leeftijd met de 21 jarige Elisabeth Dogterom uit Diemerbroek. Ze vestigden zich daar en hadden er een boerenbedrijf.
Huijbertje van Kedichem – de moeder van Gerrit Uittenbogaard – kreeg in totaal negen kinderen maar van de jongste twee ontkende voorvader Jan Jacobuszoon Uijt den Boogaardt het vaderschap. Hij verklaarde bij de doop van de jongste dochter Joosje op 29 oktober 1752, dat hij al drie jaar niet meer met Huibertje van Kedichem samenwoonde. En de jongste zoon Johannes werd helemaal niet gedoopt en geregistreerd na zijn geboorte in 1754. Hij liet zichzelf dopen in 1782, op 28 jarige leeftijd toen hij een jaar getrouwd was en belijdenis had gedaan in de hervormde leer. Johannes noemde zichzelf ook Uittenbogaard.
A6 Nicolaas de Wit, met de roepnaam Claas werd geboren in de polder Bekenes en gedoopt in Waarder op 28 april 1771. Hij was de oudste zoon van Lijsje Jansdochter Nap en Willem Claassen de Wit (A5). Claas trouwde op 27 jarige leeftijd in de Janskerk te Linschoten op 27 mei 1798 met de 23 jarige Elisabeth Uittenbogaard. Ze werd gedoopt in de Michaëlskerk in Oudewater op 29 mei 1774 en was de dochter van Elisabeth (Leijsje) Dogterom en Gerrit Uittenbogaard uit Diemerbroek. Toen Elisabeth en Claas vier maanden getrouwd waren werd hun oudste dochter geboren op de boerderij van haar ouders in Diemerbroek.
Daarna vestigden ze zich met z’n drieën in het buurtschap Westveen, bij Nieuwkoop en daar werd nog een dochter geboren. Op 25 april 1803 – toen ze bijna vijf jaar getrouwd waren – kochten ze een hofstede met een berg, schuur en 25 morgen wei -, hooi- en hennepland ter hoogte van het hedendaagse adres Mijzijde 165 in Kamerik (1). Daar werd vijf maanden later hun oudste zoon geboren en daarna kwamen er nog tien kinderen. Elisabeth Uittenbogaard overleed er op 20 januari 1845, ze werd 70 jaar. Nicolaas de Wit bereikte de leeftijd der zeer sterke. Hij stierf op zijn boerderij aan de Mijzijde in Kamerik op 27 oktober 1856 ’s morgens om zeven uur, 85 jaar oud.
Kinderen:
A6.1 Elisabeth de Wit, dochter van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd net als haar moeder en haar voorouders uit de 17e eeuw geboren in het buurtschap Diemerbroek. Ze kwam daar ter wereld op 2 oktober 1798 en werd vijf dagen later gedoopt in de Michaëlskerk in Oudewater.
Getuige bij het dopen was Bastiaantje Uittenbogaard. Zij was de peettante van het dochtertje van haar oudere zus Elisabeth. Ook in protestantse kringen kwam het peterschap voor. Behalve de functie als doopgetuige, werd van hen om bijzondere zorg en aandacht gevraagd voor het geval dat het kind de beide ouders zou verliezen. Dit kindje werd geboren op de boerderij van haar grootouders van moederszijde, ruim vier maanden nadat haar ouders huwden.
In die tijd kwam het nogal eens voor dat stellen uit de boerenstand pas mochten trouwen als de vrouw zwanger was. Want dan achtte men bewezen dat ze ‘vruchtbaar’ was (2). En dat bleek de moeder van de kleine Elisabeth ook te zijn. Elisabeth Uittenbogaard baarde maar liefst dertien kinderen. Vijf van hen overleden jong; ook de kleine Elisabeth. Ze stierf op 14 jarige leeftijd in Kamerik, op 7 augustus 1812. Van haar overlijden werd aangifte gedaan door haar vader Claas de Wit en ene Claas Zwaneveld, beide bouwman van beroep.
A6.2 Lijsje de Wit, dochter van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren 26 februari 1800 in het buurtschap Westveen en gedoopt in Noorden op 2 maart 1800. Doopgetuige was haar tante Geertje de Wit (A5.5). Lijsje huwde op 26 jarige leeftijd in de toenmalige gemeente Teckop bij Kamerik op 3 november 1826 met de 25 jarige Jacobus Hoogendoorn. Hij werd omstreeks 1801 geboren in Woerden en was een zoon van Neeltje Homberg en Jan Hoogendoorn.
Lijsje en Jacobus huurden vermoedelijk een boerenbedrijf in de gemeente Laagnieuwkoop. Ze kregen vier kinderen wiens geboorte geregistreerd werd in Kockengen, drie meisjes overleden op jonge leeftijd. Alleen hun zoon Jan Hoogendoorn groeide op en huwde. Jacobus Hoogendoorn overleed op 70 jarige leeftijd in de gemeente Laagnieuwkoop op 5 april 1871. Lijsje de Wit stierf op de boerderij van haar zoon Jan in Kamerik op 27 maart 1875, ze werd 75 jaar oud.
A6.3 Willem de Wit, zoon van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren op 25 augustus 1803 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Hij trouwde op 26 jarige leeftijd in Kockengen op 11 december 1829 met de 24 jarige Annigje Willemsdochter Kruiswijk, met de roepnaam Aagje. Ze werd geboren op 2 februari 1805 in Vinkeveen en was een dochter van Cuijntje Jansdochter Haring en Willem Willems Kruiswijk.
Annigje en Willem woonden in Kockengen, waar hij werkzaam was als boerenknecht. Toen ze twee jaar getrouwd waren werd daar hun dochter Elisabeth de Wit geboren op zondag 18 december 1831. Haar vader Willem de Wit stierf nog geen drie jaar daarna op 31 jarige leeftijd op 6 november 1834. Hij was toen landbouwer van beroep en huurde vermoedelijk een bedrijf in het buurtschap Spengen, onder Kockengen. Aangifte van zijn overlijden werd gedaan door de 57 jarige Gerrit Hoogendoorn een collega landbouwer uit Spengen en door de 64 jarige Willem Berghoef, die schipper en waagmeester van beroep was.
De weduwe van Willem de Wit – Annigje Kruiswijk – hertrouwde een jaar later op 30 jarige leeftijd in Kockengen op 27 november 1835 met de 25 jarige Hendrik Griffioen. Hij was een zoon van Marrigje de Haan en Willem Griffioen en werd in 1809 geboren te Breukelen. Willem de Haan, de man van Marretje de Wit (C6.4) was een oom van hem. Annigje en Hendrik kregen vijf kinderen, twee overleden op jonge leeftijd. Willem, Jan en Hendrik Griffioen groeiden op samen met hun halfzus Elisabeth de Wit en ze huwden alle vier. Annigje Willemsdochter Kruiswijk werd 40 jaar oud en overleed op 11 mei 1845 in Kockengen.
A6.4 Gerrit de Wit, zoon van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren op 21 maart 1805 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Hij is daar overleden voor november 1808.
A6.5 Jannigje de Wit, dochter van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren op 11 maart 1806 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Zij is daar overleden voor november 1810.
A6.6 Neeltje en Roelof de Wit, de tweeling van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werden geboren op 19 augustus 1807 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Beiden zijn waarschijnlijk als baby overleden. Roelof voor oktober 1809.
A6.7 Gerrit de Wit, zoon van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren op 13 november 1808 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Hij huwde op 15 juni 1832 met Jannetje Pijnse van der Aa, uit het buurtschap Spengen bij Kockengen. Zie A7
A6.8 Roelof de Wit, zoon van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren op 7 oktober 1809 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Hij trouwde op 25 jarige leeftijd op 13 maart 1834 met de 24 jarige Neeltje Borman tevens genoemd Borreman. Ze was een nicht van Jannetje Pijnse van der Aa (A6.7) en een dochter van Hendrikje Catharina Pijnse van der Aa en Claas Roelofsz Borman.
Neeltje werd geboren op 15 oktober 1810, op de ‘Joostendam’ in het buurtschap Spengen te Kockengen. De Joostendam was een in 1658 gebouwde schutsluis tussen de watergangen Heycop en Bijleveld. Daar stond een boerderij met dezelfde naam, die ook als herberg fungeerde. Neeltjes vader en oom – Claas en Gerrit Roelofsz Borreman – pachtten en exploiteerden dit bedrijf. Ze waren behalve boer, ook kastelein en sluiswachter.
Soms werden er openbare verkopingen gehouden in “Tapperij de Joostendam”. Op 18 april 1816 was de 33 jarige Gerrit van den Bosch (C7) uit het Zuideinde van Portengen daarbij aanwezig. Hij kocht er verschillende partijen hout op. Neeltje Borman was toen 5 jaar oud. Ze heeft haar ouders niet gekend, haar moeder stierf in 1811 en haar vader een jaar later. Neeltje, haar oudere broer Lambertus en oudere zus Jannigje Borman groeiden op in het gezin van hun oom Gerrit Roelofsz Borman en zijn vrouw Gerritje Jansdochter Ligtenberg, die zelf geen kinderen hadden.
Neeltje en haar man Roelof de Wit zette de bedrijfsvoering van de Joostendam voort. Ze kregen tien kinderen, vijf overleden op jonge leeftijd. Klaas, Hendrikje, Willem, Elisabeth en Jannetje de Wit groeiden op de Joostendam op en huwden. De jongste zoon Willem de Wit (grootvader van kunstschilder Willem Korver) volgde zijn ouders op als kastelein, sluiswachter en veehouder.
Neeltje Borman werd 43 jaar oud en overleed op de Joostendam in Kockengen op 17 februari 1853. Haar weduwnaar Roelof de Wit stierf er negen jaar later op 29 september 1862, 52 jaar oud. Daarna hebben er nog ruim honderd jaar de Witten op de Joostendam gewoond. In 1929 kochten ze de boerderij. Omstreeks 1964 werd er een provinciale weg aangelegd. Voor die tijd werd de familie de Wit uitgekocht door provinciale staten en vestigden ze zich in Kamerik.
In een bijgebouw van de voormalige boerderij de Joostendam, hangt bovenstaande lijst aan de muur. Daarop staan de leden van de familie de Wit die er gewoond hebben. Een overzicht van de genealogie van deze familie staat in kwartierstaat A6.8. De auteur hiervan (die alle kwartierstaten op de website heeft gemaakt) is ook een nakomeling van Neeltje Borman en Roelof de Wit.
Jannigje en Nijs pachtten een boerderij aan het hedendaagse adres Mijzijde 137 in Kamerik, die aan het einde van de 18e eeuw was gebouwd. Daar werden zes kinderen geboren en alleen Annigje, Elisabeth en Grietje van Dam groeiden op en huwden. Vader Nijs van Dam werd maar 48 jaar oud en overleed op de boerderij in Kamerik, op 20 januari 1852.
Zijn weduwe Jannigje de Wit hertrouwde op 43 jarige leeftijd in Kamerik op 2 december 1853 met de 33 jarige Teunis Oudenes. Hij was een broer van Dirkje Oudenes de tweede vrouw van Cornelis Noordhoven (C6.8) en werd geboren op 30 april 1820 in Bodegraven als zoon van Geertje Pietersdochter Vermeulen en Frank Teunisz Oudenes. In 1855 kochten Jannigje en Teunis het boerenbedrijf dat ze eerst huurden, aan de Mijzijde 137 in Kamerik. Hun huwelijk bleef kinderloos. Teunis Oudenes werd 42 jaar en stierf op de boerderij in Kamerik op 27 maart 1863. Jannigje de Wit overleefde haar beide echtgenoten en overleed op haar boerderij aan Mijzijde 137 in Kamerik op 8 januari 1891, ze werd 80 jaar oud.
Een dochter van Jannigje de Wit, Elisabeth van Dam trouwde in 1862 met Cornelis Spijker. Hij was een broer van Arie Spijker, de voogd van Cornelis Wilhelm van den Broek (D10.2). Haar zus Grietje van Dam (de jongste dochter van Jannigje de Wit) werd de volgende eigenaar van het boerenbedrijf van haar ouders. Zij huwde in 1868 met Adrianus de Bruijn, een zoon van wethouder Jacobus de Bruijn (D8). Adrianus werd maar 27 jaar oud.
Grietje van Dam hertrouwde in 1876 met Jan Maaijen. Hij was een kleinzoon van Marrigje Cornelisdochter Bosch (D5.2.6) en de schoonzoon van Willem Bos (D7.6) met dezelfde naam, was een oom van hem. Hij verkocht de boerderij in het begin van de 20ste eeuw aan zijn schoonzus Elisabeth van Dam, die inmiddels weduwe was van Cornelis Spijker. Haar dochter Aagje Spijker trouwde in 1908 met haar neef Nijs Maaijen (zoon van Grietje van Dam). En in 1911 werden deze kleinkinderen van Jannigje de Wit en Nijs Ariens van Dam eigenaar van het boerenbedrijf aan Mijzijde 137 in Kamerik.
A6.10 Jan de Wit, zoon van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren op 22 november 1811 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Hij trouwde op 31 jarige leeftijd in Kamerik op 13 januari 1842 met zijn 31 jarige buurvrouw Gerrigje Bruijnes. Ze werd 11 oktober 1811 geboren op een boerderij ter hoogte van Mijzijde 109 in Kamerik en was een dochter van Magtel van Harten en Antonij Bruijnes. Gerrigje was een zuster van Aart Bruijnes, de vader van Eldert Bruijnes. Zodoende waren Jan de Wit en Gerrigje Bruijnes oom en tante van beide echtgenoten van Evertje Doornenbal (C9).
Gerrigje en Jan huurden een boerderij aan het hedendaagse adres Wagendijk 1A in Kockengen. Ze kregen zeven kinderen die niet oud werden en zonder nageslacht overleden. Jan de Wit stief op 41 jarige leeftijd op zijn boerderij aan de Wagendijk in Kockengen op 23 oktober 1853. Zijn weduwe Gerrigje Bruijnes hertrouwde op 43 jarige leeftijd te Kockengen op 30 maart 1855 met de 28 jarige Hendrik van Vliet, die bij haar in dienst was als bouwknecht (voorman). Hij werd geboren in Benschop op 16 februari 1827 als zoon van Arie van Vliet en Johanna van Hof, een tante van Eigje van Hof de eerste vrouw van Gerrit van Bemmel (B8.2). Het tweede huwelijk van Gerrigje bleef kinderloos, ze stierf vijf jaar later. Gerrigje Bruijnes werd 48 jaar en overleed op de boerderij aan Wagendijk 1A te Kockengen op 17 maart 1860.
Hendrik van Vliet hertrouwde nog tweemaal en overleed op 12 augustus 1899 in Utrecht. Twee jaar na het overlijden van Gerrigje Bruijnes huwde hij met ene Elisabeth Anker en al snel kwamen er kinderen. En ze hadden daar op de boerderij aan Wagendijk 1A in Kockengen een dienstmeisje die zich Dirkje Veldhuizen noemde, maar eigenlijk Dirkje van Kooij heette. Toen ze in dienst trad bij Hendrik van Vliet had ze gezegd dat ze 22 jaar was, terwijl ze nog geen 16 was. Ze werd geboren uit een buitenechtelijke relatie op vrijdag 23 september 1853 in het buurtschap ’t Goy in Houten.
Dirkje en haar werkgeefster Elisabeth Anker (die zelf ook een dienstbode van Hendrik van Vliet was geweest) konden het niet goed met elkaar vinden. Dirkje haatte haar zo erg dat zij op een nacht probeerde om het stro van de bedstee in brand te steken. Dat mislukte, maar Hendrik van Vliet deed toch aangifte en Dirkje werd opgepakt. Ze belandde in een Utrechtse gevangenis en werd in eerste instantie ter dood veroordeeld. Toen bleek dat Dirkje nog minderjarig was kreeg ze strafvermindering en werd ze tien jaar opgesloten in een gevangenis te Montfoort.
Dit gebeurde in 1869 negen jaar nadat Gerrigje Bruijnes was overleden en het staat gedeeltelijk (3) in een verhalenbundel ‘Van vroeger – anekdotes uit het Groene Hart’, geschreven door Peter van Eijk.
A6.11 Elisabeth de Wit, dochter van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd in 1813 geboren ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Dat was ongeveer een jaar nadat Elisabeth, de oudste dochter van Elisabeth Uittenbogaard en Claas de Wit daar overleed op 14 jarige leeftijd. Hun jongste dochter Elizabeth de Wit trouwde op 31 jarige leeftijd in Kamerik op 4 december 1844 met haar 33 jarige buurman Gijsbert Jans Nap. Hij was een zoon van Aaltje Maartensdochter Versteeg en Jan Hendriks Nap – die een broer was van Aaltje Nap (C5.5) – en werd op 24 oktober 1811 geboren ter hoogte van Mijzijde 158 in Kamerik.
Gijsberts vader pachtte daar een boerenbedrijf van 1786 tot 1824 (4) en kocht in 1825 een hoeve aan Mijzijde 96 in Kamerik. Daar vestigde Elisabeth de Wit en Gijsbert Nap zich na hun trouwen (5). Ze kregen zeven kinderen, vijf jongetjes overleden toen ze klein waren. Twee dochters Aaltje en Elisabeth Nap groeiden op en huwden. Elizabeth de Wit stierf op 43 jarige leeftijd op de boerderij aan Mijzijde 96 in Kamerik op 22 juni 1857.
Gijsbert Nap hertrouwde op 47 jarige leeftijd in Kamerik op 5 november 1858 met de 21 jarige Neeltje Stolkert, ook geschreven als Stolker. Zij werd geboren in Veldhuizen bij de Meern op 13 augustus 1837 als dochter van Anna Verburg en Leendert Stolkert. Neeltje en Gijsbert kregen ook twee dochters, Anna en Janna Nap die samen met hun halfzussen Aaltje en Elisabeth opgroeiden en huwden. Hun vader Gijsbert Jans Nap was lid van de gemeenteraad van Kamerik van 1851 t/m 1861 en van 1866 tot aan zijn dood in 1869. Hij werd 57 jaar oud en overleed op zijn boerderij aan Mijzijde 96 in Kamerik op 19 juli 1869.
Zijn dochter Anna Nap trouwde tien jaar later in 1879 op 19 jarige leeftijd met een zoon van Jacobus de Bruijn (D8), de 28 jarige Gijsbert de Bruijn. Ze vestigden zich op de boerderij van haar ouders en zette het bedrijf aan Mijzijde 96 in Kamerik voort (6).
A6.12 Arie de Wit, zoon van Elisabeth Uittenbogaard en Nicolaas de Wit werd geboren op 6 april 1819 ter hoogte van Mijzijde 165, in Kamerik. Hij trouwde op 32 jarige leeftijd in Kamerik op 28 november 1851 met de 28 jarige Neeltje Lagerburg, een bloedverwante in de 6e graad. Ze werd geboren in Kamerik Houtdijken op 27 oktober 1823. Neeltje was een dochter van Hendrik Jacobs Lagerburg en Jannigje Willemsdochter de Wit, een dochter van Willem Abrahamsen de Wit (A3.3.7) en een achternicht van Arie’s vader.
Arie de Wit zette het boerenbedrijf van zijn ouders ter hoogte van Mijzijde 165 in Kamerik voort. Hij vervulde verschillende bestuursfuncties en was van 1883 tot aan zijn dood in 1892 lid van de gemeenteraad van Kamerik. Neeltje Lagerburg baarde negen kinderen, waarvan er drie jong overleden. Gerrit, Willem en de tweeling Hendrik en Klaas de Wit groeiden op in Kamerik. Ze huwden niet en woonden en werkten op de ouderlijke boerderij. Evenals hun zus Jannigje de Wit. Zij trouwde in 1876 en verbleef daar met man en kinderen. En de jongste zoon Jan de Wit huwde in 1891 en vestigde zich met zijn vrouw in Woerden.
In 1890 lieten Neeltje Lagerburg en Arie de Wit zich met hun kinderen uitschrijven uit de hervormde kerk en traden ze toe tot de gereformeerde kerk van Kamerik (zie D8.8). Anderhalf jaar later stierf Arie de Wit op zijn boerderij ter hoogte van Mijzijde 165 in Kamerik op 2 januari 1892, hij werd 72 jaar. Zijn weduwe Neeltje Lagerburg overleed daar bijna vijf jaar later op 7 december 1896, ze werd 73 jaar oud.