Annigje Kortleven 1748 – 1789 & Marcelis van Bemmel 1745 – 1821 ~ B6.6 Gerrit van Bemmel 1781 – 1862 & Grietje van der Doos 1791 – 1859
De volgende vier generaties in het genealogisch overzicht van het geslacht de Wit dragen de familienaam van Bemmel. Deze familie komt uit de Lopikerwaard – een streek in het zuidwesten van de provincie Utrecht – ingeklemd tussen de Lek, de Hollandse IJssel en de Vlist. In bovenstaande documentaire vaart de Utrechtse historicus Maarten van Rossem op de Lek. Hij vertelt over de bodemontwikkeling van het gebied en gaat aan land in Jaarsveld.
B6 Annigje Kortleven of Kortleeve of Kortlever, ook genoemd Annigjen, Annetje en Antje werd geboren aan de Lek in Jaarsveld en gedoopt in de gereformeerde kerk van Lopik op 1 september 1748. Ze was een dochter van Neeltje Ariensdochter van der Velde die op 20 jarige leeftijd op 17 februari 1739 in Lopik trouwde met de 24 jarige Peter Joosten Kortleven, die ook Pieter werd genoemd en uit Hei en Boeicoop kwam.
Zelf trouwde Antje Kortleven op 22 jarige leeftijd in de Oude Sint Nicolaaskerk te IJsselstein op 15 mei 1771 met de 26 jarige Marcelis van Bemmel, ook genoemd van Bemmelen. Hij werd daar gedoopt op 6 januari 1745. Marcelis was een zoon van Gerrigje Ariensdochter Wildschut en Marcelis Segersz van Bemmel, die eerder gehuwd was geweest met Beligje Cornelisdochter Westervliet, een achterkleinkind van Teunis Jansz de Woerden (D2). Marcelis van Bemmel senior bezat een winkel in de stad IJsselstein. Zijn familie had er al generaties lang een schoenmakerij, met enkele leerlingen en één of meerdere knechten in dienst. Hij was meester schoenmaker en had daarnaast een klein boerenbedrijf met zes morgen (1) land in erfpacht, aan de Hollandse IJssel in de baronie van IJsselstein. De eigenaar was het kapittel van de Dom uit Utrecht.
Antje behoorde tot een andere sociale klasse. De familie van haar vader kwam oorspronkelijk uit de Alblasserwaard aan de andere kant van de Lek. Hij stamde uit een oud boerengeslacht welke al in de 16e eeuw hofsteden met landbouwgrond in eigendom had. Antjes moeder kwam van een welgestelde boerenfamilie in de Lopikerwaard. Haar voorvader Arie Ernstzoon van Oostrum zat in 1699 in de schepenbank van Jaarsveld als borgermeester. Hij assisteerde schout en schepenen en was beheerder van de financiën. Als zodanig droeg hij gedurende een jaar zorg voor de inkomsten en uitgaven van de gemeente.
Een borgermeester behoorde in de regel tot de meest draagkrachtigen, omdat hij het risico liep schulden uit eigen zak te moeten betalen. Hij stond als het ware ‘borg’ voor de dorpsfinanciën. Zijn zoon Ernst Ariens van Oostrum huwde met Marrigje Jansdochter Doncker wiens grootvader als bootsman (onderofficier die leiding gaf aan matrozen) in dienst was van de VOC (Verenigde Oostindische Compagnie). Deze familie van Oostrum was verwant aan Anthonie van Hemert de stiefvader van Magdalena de Wit (B7).
Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel leefden in een standenmaatschappij, waar huwelijken zakelijke aangelegenheden waren. Weliswaar behoorden ze allebei op een bepaalde manier tot de boerenstand, maar die bestond uit verschillende sociale klassen welke verbonden waren met de economische waarde van het bedrijf. De bovenste laag bestond uit boeren met meer dan twintig morgen land in bezit, zoals de familie Kortleven. Daaronder kwamen pachtboeren die ongeveer twintig morgen land pachtten. En dan volgden keuterboeren die alleen in hun eigen onderhoud konden voorzien als ze daarnaast ook ander werk deden. In dit geval werd het een dochter van een boerderij eigenaar toegestaan om onder de stand te huwen met een zoon van een keuterboer.
Dat was geen regel maar uitzondering en het werd zeker niet toegestaan aan rijke boerenzonen. Zij behoorden binnen de eigen welstandgroep te trouwen en moesten hun vader opvolgen. Naarmate er meer bezit was werden er strengere eisen gesteld aan een huwelijkskandidaat. Als er meerdere zonen waren huwden degenen die geen opvolger werden niet als ze geen vrouw met een boerderij vonden. En dat was moeilijk, omdat dames pas voor opvolging in aanmerking kwamen als er geen mannelijke kandidaten waren. Annigje Kortleven had twee broers. Haar oudste broer Arie volgde zijn vader op en voor hem werd een welgestelde boerendochter gevonden. En haar jongere broer Peter kreeg een relatie met zijn katholieke buurvrouw die een boerderij erfde.
Het was in deze kringen gebruikelijk dat het toekomstige paar alle gelegenheid kreeg om samen te slapen, omdat het de bedoeling was dat de vrouw zwanger zou raken. En de ‘verkering’ werd verbroken wanneer er geen kinderen kwamen. Want in die tijd van epidemieën en grote kindersterfte was het krijgen van (veel) kinderen noodzakelijk voor de erfopvolging. Een boeren gezegde luidde: ‘Vrouwen bevallen na drie maanden, maar alleen de eerste keer’. Dus net als haar moeder, waren ook beide schoonzussen van Antje zwanger toen ze trouwden.
Met Annigje en haar vijf zussen is het anders gegaan. Ze hadden meer vrijheid omdat ze minder meekregen. Wellicht was het huwelijk van Annigje en Marcelis zelfs niet eens gearrangeerd en hebben ze elkaar uitgekozen. Tijdens de onderhandelingen over hun huwelijk zal haar vader Pieter Joosten Kortleven zich er van hebben overtuigd dat Antje goed terecht kwam. Hij zal eerst de financiële positie en de bezittingen van Marcelis van Bemmel senior hebben geïnspecteerd.
Vervolgens zal de toekomstige huisvesting zijn besproken. Dan werd de hoogte van het ‘weduwen- en speldengeld’ bepaald dat Antje zou ontvangen van de familie van Bemmel als haar echtgenoot eerder zou komen te overlijden. Daar tegenover stond de ‘uitzet’ die ze meekreeg van haar vader. Dat kon variëren van kleren en linnengoed tot kapitaalgoederen. En zoals in de trouwakte van Annigje en Marcelis staat, zijn ze tot overeenstemming gekomen. Allebei de ouders hebben toestemming gegeven voor dit huwelijk.
BB6 Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel woonden al voor ze trouwden samen in de baronie van IJsselstein. Marcelis werkte op de kleine hoeve met zes morgen akkerbouwgrond van zijn vader en nam de erfpacht over. En ze hebben daar aardig wat verdiend, omdat ze handig inspeelden op economische ontwikkelingen.
In 1772 brak een financiële crisis uit. De problemen begonnen in Engeland, waar een twintigtal banken als een kaartenhuis in elkaar stortten. Ook enkele banken in Schotland werden meegetrokken en op 22 december 1772 ging één van de meest gerenommeerde Amsterdamse bankiershuizen bankroet (2).
Het gevolg was een enorme inflatie. Daardoor stegen de graanprijzen gigantisch, terwijl de pachtprijzen hetzelfde bleven omdat ze wettelijk vast lagen en de lonen daalden. Zodoende maakten pachtboeren die graan produceerden kolossale winsten. Deze inkomsten werden gebruikt om akkerbouwgrond aan te kopen, waar grootgrondbezitters vanaf wilden omdat verpachten niet langer rendabel was.
Ook Annigje en Marcelis hebben graan verbouwd en verhandeld en een kapitaal opgebouwd. Toen ze tien jaar getrouwd waren vertrokken ze uit de baronie IJsselstein. Ze vestigden zich in het buurtschap Achttienhoven onder Westbroek en pachtten daar een groter bedrijf. Op 30 december 1780 huurden Annetje Kortleven en Marcelis van Bemmel van het gereformeerde kapittel van Sint Jan uit Utrecht een hoeve met 22 ½ morgen akkerbouwland en een boomgaard aan de Gageldijk bij Maarssenveen en 6 morgen wei- en hooiland aan de Westbroekse Binnenweg. De pacht bedroeg 418 gulden (huidige koopkrachtwaarde € 4.000) per jaar.
Drie jaar nadien pachtte Marcelis van Bemmel van dezelfde eigenaar een boerderij in Jutphaas. Op 4 september 1784 huurde hij een hofstede met huijsinge (verblijven voor personeel), een achterhuis, een boomgaard en 66 ½ morgen akkerbouwgrond in het Nedereind van Jutphaas. De pacht van dit bedrijf bedroeg 982 gulden (huidige koopkrachtwaarde € 8.500) per jaar. En weer twee jaar later op 3 juni 1786 – toen ze vijftien jaar getrouwd waren – kocht Marcelis van Bemmel dat grote boerenbedrijf, die hij de naam ‘Bouwlust’ gaf.
Dit bedrijf was ruim vierhonderd jaar eigendom van de kerk geweest en kwam voor het eerst in particuliere handen. Marcelis van Bemmel betaalde er 14.000 gulden en 14 stuivers voor (huidige koopkrachtwaarde € 115.000). Later schafte hij zich daar – samen met twee anderen – nog drie woningen voor personeel aan. Bij deze huisvesting hoorde een boomgaard van anderhalve morgen, aan de Jutphaserwetering (3).
Zodoende was Marcelis van Bemmel op eigen kracht een grote boer geworden. In 1788 – op 43 jarige leeftijd – maakte hij deel uit van het college van schepenen van Jutphaas. En later bekleedde hij in de gereformeerde staatskerk meerdere malen het ambt van ouderling of diaken.
Annigje Kortleven overleed op 40 jarige leeftijd op de boerderij in Jutphaas op 17 mei 1789 een dag na de geboorte van haar jongste dochter (4). Een week daarna werd ze in de kerk van Jutphaas begraven op 26 mei 1789. Twee jaar later hertrouwde de 46 jarige Marcelis van Bemmel op 27 mei 1791 in Westbroek met de 23 jarige Wijntje Spelt. Haar vader had een boerenbedrijf in eigendom in het buurtschap Achttienhoven, waar Wijntje geboren was. Ze werd gedoopt in Westbroek op 31 januari 1768 en was een dochter van Aartje Roelofsdochter Verbeek en Gijsbert Jacobs Spelt.
Marcelis van Bemmel had deze familie leren kennen toen hij met Annigje in Achttienhoven woonde. En nu werd de 23 jarige Wijntje Spelt de stiefmoeder van zijn zes kinderen. Haar oudste stiefzoon was maar vijf jaar jonger dan zij. Wijntje baarde zelf zeven kinderen. Twee overleden voor ze een jaar oud waren. Drie zonen en twee dochters groeiden op in Jutphaas. De oudste dochter van Wijntje Spelt werd vernoemd naar Antje Kortleven. Marcelis van Bemmel overleed op boerderij Bouwlust in Jutphaas op 24 februari 1821, hij werd 76 jaar. Zevenentwintig jaar later overleed zijn weduwe Wijntje Spelt er op 13 oktober 1848, zij werd 80 jaar oud.
Kinderen van Annigje Kortleven:
B6.1 Gerrigje van Bemmel, dochter van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werd gedoopt in de Oude Sint Nicolaaskerk te IJsselstein op 2 februari 1772. Zij stierf elf dagen daarna.
B6.2 Marcelis van Bemmel, zoon van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werd gedoopt in de Oude Sint Nicolaaskerk te IJsselstein op 13 januari 1773. Toen hij 16 jaar was overleed zijn moeder. Twee jaar later hertrouwde zijn vader en werd de 23 jarige Wijntje Spelt zijn stiefmoeder. Marcelis volgde zijn vader op en werd de volgende eigenaar van boerderij Bouwlust in het Nedereind van Jutphaas. Hij trouwde op 32 jarige leeftijd in Jutphaas op 17 november 1805 met zijn 34 jarige buurvrouw Johanna Noordanus. Ze werd gedoopt in Jutphaas op 21 april 1771 en was een dochter van Maria Boenebel en Andries Noordanus die een boerderij pachtten in het Nedereind van Jutphaas.
Johanna en Marcelis kregen vijf kinderen waarvan er drie overleden voor ze een maand oud waren. Hun zoon Marcelis en dochter Maria van Bemmel groeiden op in Jutphaas. Johanna Noordanus overleed daar op 13 november 1830, 59 jaar oud. Haar weduwnaar Marcelis van Bemmel overleed er op 20 februari 1838, hij werd 65 jaar oud.
B6.3 Neeltje en Gerrigje van Bemmel, tweelingdochters van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werden gedoopt in de Oude Sint Nicolaaskerk te IJsselstein op 30 juni 1775. Neeltje overleed dertien dagen later en veertien dagen daarna overleed Gerrigje.
B6.4 Pieter van Bemmel, zoon van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werd gedoopt in de Oude Sint Nicolaaskerk te IJsselstein op 9 juni 1776. Hij trouwde op 22 maart 1807 in Harmelen met Magdalena de Wit. Zie B7
B6.5 Adrianus van Bemmel, roepnaam Adriaan zoon van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werd gedoopt in de Oude Sint Nicolaaskerk te IJsselstein op 21 oktober 1778. Hij was 11 jaar toen zijn moeder overleed. Twee jaar later hertrouwde zijn vader en werd Wijntje Spelt zijn stiefmoeder. Adriaan huwde op 22 jarige leeftijd in Juphaas op 28 december 1800 met de 20 jarige Jannetje van Zijpveld, die vier maanden zwanger was. Onder leiding van vader Marcelis van Bemmel werden de dag voor hun trouwen huwelijkse voorwaarden opgesteld bij de notaris. Jannetje werd geboren in 1780 te Westbroek en was een dochter van Marrigje Graves en Jacob van Zijpveld.
Jannetje en Adriaan vestigden zich rond 1806 op een boerderij in de toenmalige gemeente Breukelen Sint Pieter. Ze kregen tien kinderen waarvan er één overleed toen hij vier maanden oud was. Drie zonen en zes dochters groeiden er op. Jannetje van Zijpveld stierf daar op 25 december 1854, 74 jaar oud. Haar weduwnaar Adrianus van Bemmel overleed er op 11 september 1867, 88 jaar oud.
B6.6 Gerrit van Bemmel, zoon van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werd geboren aan de Gageldijk bij Maarssenveen en gedoopt te Westbroek op 7 oktober 1781. Drie jaren nadien verhuisden ze naar het Nedereind van Jutphaas en vijf jaar later overleed zijn moeder daar. Twee jaar daarna hertrouwde zijn vader en werd Wijntje Spelt zijn stiefmoeder.
Gerrit trouwde op 30 jarige leeftijd met de 19 jarige Grietje van der Doos. Zij werd gedoopt in Harmelen op 20 februari 1791 en was een dochter van Cornelia Verlaan en Thijmen van der Doos die een boerderij in eigendom had in het buurtschap Indijk onder Harmelen. Grietje heeft haar moeder niet gekend, die overleed toen ze twee jaar oud was. Haar vader hertrouwde in 1794 met Marrigje de Jong, een dochter van Hendrik Crijns de Jong en Aagje Jansdochter de Wit (4.2.7) uit Kockengen. Marrigje was een achternicht van Thijmens eerste vrouw Cornelia Verlaan.
Grietje en Gerrit huwde net als zijn oudere broers in de Franse tijd, toen kerk en staat gescheiden waren en een kerkelijk huwelijk niet meer rechtsgeldig was. Daarom werden ze wettelijk in de echt verbonden door schout en schepenen van Harmelen op 30 april 1810. Daarvoor werd een vergunning afgegeven op 22 april 1810 door het gerecht in het Nedereind van Juphaas, waar het bruidspaar ging wonen. Negen jaar later vertrokken ze naar Harmelen. Daar kochten ze in 1819 boerderij de Hollenboom.
Dertig jaar daarna kregen ze te maken met herstructurering om het nieuwerwetse vervoer met de trein mogelijk te maken. De Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij wilde een spoorlijn aanleggen tussen Utrecht en Rotterdam, precies over hun boerderij. Gerrit van Bemmel onderhandelde met de spoorwegmaatschappij en behaalde een uitstekend resultaat. Eind januari 1848 tekende hij een contract met de spoorwegen. Daarbij werd overeengekomen dat enkele percelen grond met daarop een huis, wagenhuis en stalling, twee schuren, hooi- en korenbergen werden verkocht. De koopsom bedroeg 15.000 gulden (huidige koopkrachtwaarde € 150.000,-) die contant betaald diende te worden en waarbij werd bepaald, dat de opstallen binnen zes maanden moesten zijn ontruimd.
Gerrit van Bemmel liet de gebouwen slopen en met behulp van het materiaal dat daarbij vrij kwam, gelijktijdig een nieuw onderkomen bouwen aan de Breudijk in Harmelen. Loonwerkers zette voor een bedrag van circa 5000 gulden (huidige koopkrachtwaarde € 50.000,-) een prachtige nieuwe boerderij met schuren neer op zijn land (5).
Grietje van der Doos overleed op 25 december 1859 op boerderij de Hollenboom aan de Breudijk in Harmelen, ze werd 68 jaar oud. Drie jaar daarna op 27 september 1862 stierf haar weduwnaar Gerrit van Bemmel daar op 80 jarige leeftijd. Ze hadden dertien kinderen gekregen. Eén kindje werd levenloos geboren, zes anderen overleden voor ze een jaar oud waren en één jongetje overleed toen hij 12 jaar was.
Hun dochters Antje en Wijntje van Bemmel groeiden op in Harmelen en huwden, maar kregen waarschijnlijk geen kinderen. Antje van Bemmel trouwde in 1848 met Reijer van Woudenberg uit Zeist. Evertje van Woudenberg de moeder van Pieter Doornenbal (C8) was een tante van hem. En Wijntje van Bemmel trouwde in 1864 met koopman Jan Oskam uit Vleuten. Hij was een zoon van Grietje Jansdochter Oskam en haar achterneef Jan Jillisz Oskam (D6.3). De twee oudste zonen Marcelis en Thijmen van Bemmel huwden niet en bleven op de boerderij wonen en werken. Thijmen overleed daar op 62 jarige leeftijd en Marcelis stierf er op 81 jarige leeftijd.
De jongste zoon Cornelis van Bemmel volgde zijn vader op. Hij werd geboren in Harmelen op 9 oktober 1829 en trouwde op 4 november 1864 in Haarzuilens met zijn achternicht Magdalena van Bemmel. Zie B9
B6.7 Hendrik van Bemmel, zoon van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werd gedoopt in Jutphaas op 29 mei 1785. Doopgetuige was zijn tante Aantje van Bemmel, de oudste zuster van zijn vader. Vier jaar later overleed zijn moeder en toen hij 6 was hertrouwde zijn vader en werd Wijntje Spelt zijn stiefmoeder. Hendrik trouwde op 30 jarige leeftijd in IJsselstein op 10 september 1815 met de 23 jarige Johanna Bosch. Ze werd geboren in Lopik op 19 februari 1792 als dochter van Jan Ariensz Bosch (D5.2.2) en zijn achternicht Adriana Florisdochter Bosch (D4.15).
Johanna en Hendrik vestigden zich na hun huwelijk in het buurtschap Spengen te Kockengen. Ze woonden naast Cornelis Pijnse van der Aa, de latere schoonvader van Gerrit de Wit (A7). Hendrik van Bemmel huurde daar een boerderij met circa 40 morgen landbouwgrond van grootgrondbezitter Dirk Hillebrandusz van Schaardenburg, die burgemeester van Kockengen was (6). Johanna Bosch was een nicht van diens vrouw Geertruij Bosch, een dochter van Teunis Ariens Bosch en Margriet Jansdochter Bosch (D4.9.1).
In 1824 verhuisden Johanna en Hendrik naar het buurtschap Oud Wulven, bij Houten. Ze kregen elf kinderen, één van hen werd levenloos geboren en twee baby’s overleden voordat ze 2 jaar waren. Twee dochters en zes zonen groeiden op in Oud Wulven. Hendrik van Bemmel overleed daar op 25 februari 1853, 67 jaar oud. Zijn weduwe Johanna Bosch overleed ruim twintig jaar later op 6 mei 1874, op de boerderij van haar oudste zoon Marcelis van Bemmel in de voormalige baronie IJsselstein. Johanna Bosch werd 82 jaar oud.
B6.8 Annigje van Bemmel, dochter van Annigje Kortleven en Marcelis van Bemmel werd geboren op 16 mei 1789 in Jutphaas. Haar moeder overleed de volgende dag. Kleine Annigje werd op 21 mei 1789 in Jutphaas gedoopt. Doopgetuige was haar tante Elisabeth Kortleven, de oudste zuster van haar moeder. Annigje werd maar 5 jaar oud en stierf in Jutphaas op 31 oktober 1794.